,,Het enige waar ik echt spijt van heb, is dat ik ooit heb meegewerkt aan iets waar veel mensen in Zundert nu nog om treuren: de sloop van Villa Wilhelmina. Dat had nooit gemogen, zeg ik achteraf. Maar ook daar was ik afhankelijk van de opdrachtgever. Het was van de bank, zoals dat heet. De gemeente wilde het pand destijds ook slopen, de kans zat er namelijk in dat dit oude pand de burgemeesterswoning moest worden en om dat op te knappen, dát zou een schep geld kosten!”
,,Verder ben ik een zakenman. Daar kom ik rond voor uit. En eigenwijs ben ik ook.
Ik ben in Zundert geboren, ben hier naar school gegaan. Op mijn 16de stapte ik op bij de Paulus-mulo in de Manderslaan, omdat ik van de vierde naar de derde klas terugmoest. Ook toen ze die maatregel later introkken, ben ik niet meer terug gegaan. Zo zit ik in elkaar. Tot mijn 19de heb ik aan de grens gewerkt, als declarant. Ik wilde al snel een eigen bedrijf beginnen, maar was er te jong voor. Toen kreeg ik van de kantonrechter speciaal toestemming om als minderjarige, ik was pas negentien, als zelfstandige te gaan werken.
,,Ik draaide halve dagen in ploegendienst. ’s Morgens werkte ik aan de grens, ’s middags ging ik op mijn brommertje op weg om verzekeringen af te sluiten. Op mijn 15ste begon ik vanuit mijn woningbureau te bemiddelen in onroerend goed. Twee jaar later nam ik ontslag aan de grens. Vanaf dat moment werkte ik volledig voor mijn eigen woningbureau, ik combineerde verzekeringen met de verkoop van onroerend goed. Op beide gebieden ging het geweldig, en in de loop van de jaren hebben we kantoren overgenomen van Bergen op Zoom tot Baarle-Nassau, maar natuurlijk ook in Zundert, en we groeiden uit tot vijftien man personeel.
,,Ik vond dat ik niet genoeg had aan mijn verzekeringspapieren en haalde in die tijd ook mijn makelaarsdiploma. Vanaf 1985 was ik beëdigd makelaar. In 1992 kocht de Rabobank mijn verzekeringsbedrijf, terwijl het makelaarskantoor overging naar Kees van Hassel, die toen als makelaar voor ons werkte.”,,Daar stond ik, ik was 42 jaar en had niets meer te doen. Maar dat beviel me niet.
Dus ik stortte me op de projectontwikkeling. Mijn oog viel op de Belgische kust. Daar hebben we projecten ontwikkeld in Knokke, Blankenberge, Oostduinkerke aan de Franse grens, maar ook bijvoorbeeld in Brasschaat, in Temse en in Maria ter Heide. Ook in Zundert heb ik dus het een en ander aangepakt. Denk maar aan ‘fase A’ in Klein Zundert, Residence Vincent hier aan de Markt, we bouwden bij de oude melkfabriek, bij de Synthetics Tops, de nieuwe Aldi en nog zo enkele gebouwen in de Molenstraat.
,,Het is ons niet altijd in dank afgenomen. Zundert wordt lelijk, zegt men. Maar wat willen ze dan? De Molenstraat moet een winkelgebied blijven, vindt iedereen.
Dan moet je winkels bouwen. Ik vind eigenlijk dat de gemeente Zundert had moeten eisen dat iedere nieuwbouw twee meter naar achteren werd gebouwd.
Als dat een algemene regel was geweest, was ik daar ook best toe bereid geweest.
,,Het zou even duren en het was niet meteen fraai geweest, maar na verloop van tijd zou de Molenstraat toch breder zijn geworden. Dan hadden er eens bomen en groen geplant kunnen worden. Dit is nota bene een boomkwekerijgemeente! In de laatste jaren zijn er zo’n tien grote bouwprojecten in de Molenstraat gerealiseerd. Stel je voor dat die allemaal twee meter naar achteren hadden gestaan. Nu is het te laat, die panden staan er nog wel honderd jaar.”,,En te veel moderne gevels? Ik blijf zeggen dat ik daar niet verantwoordelijk voor
ben. Er zijn ook andere mensen die eisen stellen. Oude gevels zijn lang niet altijd te behouden. Of ten koste van een heleboel geld. Kijk nu naar zo’n pand als de oude burgemeesterswoning in de Molenstraat. Dat valt ondanks de verwaarlozing nog steeds te redden, maar alleen de reddingsoperatie van de gevel schat ik op zeker 75.000, misschien wel 200.000 euro. Dat is nogal wat. En dan heb je alleen de voorgevel nog maar gedaan.
,,We hebben in de Molenstraat een huisje gesloopt, dat zo vochtig was, dat de vorige eigenaar zeil tegen het plafond had gedaan om het vocht tegen te houden.
Behoud van oude gevels kost geld. En eerlijk is eerlijk: daarvoor wordt in Zundert te weinig geld gereserveerd. Zundert is een rijke gemeente, maar heeft nog nooit echt geld gespendeerd aan kunst, cultuur of historie. Men zou hier toch honderd keer trotser moeten zijn op Van Gogh en op het Bloemencorso!”
,,We hebben het allermooiste bloemencorso van de hele wereld. Ik heb vanaf mijn vroegste jeugd aan, onder en op die corsowagens gezeten en samen met mijn vader heb ik ook eens een ontwerp gemaakt. Ik vind het Bloemencorso fantastisch. Samen met nog een paar Zundertse corsoliefhebbers heb ik eens een pr- plan voorgelegd aan de stichting Bloemencorso. Ik zag kansen om tonnen geld los te maken en ik had ideeën om het publiek weer naar het Bloemencorso te halen.
,,De opzet was: van geld geld maken. Om startkapitaal voor mijn actie te vergaren, vroeg ik toestemming om de jaarmarkt te organiseren. Van de opbrengst zou ik tien of twintig grote bedrijven en multinationals een hele dag in de watten hebben gelegd. Niet praten over sponsoring, eerst maar eens laten genieten. Ze moeten het eerst zien en ervaren. Vip-tentje, eigen tribune, eigen speaker, wat maakt het uit?
,,Er is nog nooit iemand bij het corso weggegaan die zei dat hij er niets aan vond. Dus dan vraag je die avond: wat vond je er van? En dan vraag je om sponsoring, niet duizend euro, nee dat soort brieven krijgen die mannen elke week bij bakken. Je moet denken aan 50.000 of 100.000 euro. Dan worden ze nieuwsgierig. Voor een goed plan krijg je ze wel mee.,,Van dat geld reserveer je een deel voor de volgende stunt. Het volgende jaar laat je de KVO andere KVO-dames uit het hele land gratis uitnodigen. Tribunetje, busrit, lunchpakketje. En aan het eind van de dag vraag je die dames: wat vond je er van? En dan doe je ze een aanbod: Als je nu een kaartje koopt voor volgend jaar, zit dat van je man er gratis bij. Het volgende jaar komen ze terug, met man, kinderen en buurvrouw. En wij herhalen het jaar daarop deze stunt met, pak ’m beet, de gilden. Tribunetje, busrit, lunchpakketje. En aan het eind van de dag vraag je weer: wat vond je er van? Op die manier komt het publiek gegarandeerd terug naar het Zundertse Bloemencorso.”
,,Maar wat denk je dat er gebeurde? Ze hebben het afgewezen. Ik ben zakenman, dus ik presenteerde het plan als een zakenman, maar hier hoefden we nu eens niets aan te verdienen. Men kon niet geloven dat ik dat alleen maar voor het corso deed.
,,Is het verkeerd dat ik geld verdiend heb aan bouwplannen in Zundert?
Ik was destijds de enige die voor sommige bouwprojecten te porren was. Ik heb mijn nek uitgestoken. En ja, het is goed gegaan en ik heb er aan verdiend. Dat mag toch?
Werk is er genoeg voor ons. We bouwen van Naarden tot de Franse grens. In Breda bouwen we een bijzonder project. In de Stadsdonken komt op een stuk van 19 hectare een wijk met vijfhonderd woningen met gemeenschappelijke tuinen en verzonken straten. Het zal dan net zijn alsof er geen auto’s voorkomen. Ik heb dat zelf bedacht. Drie jaar lang heb ik daar aan gewerkt, eerst alleen, tot vier uur ’s nachts achter de tekentafel, later samen met een architect, een stedenbouwkundige en een landschapsarchitect.
,,Het gaat er komen: in Breda. Zoiets zou in Zundert niet kunnen. Ik moet mijn creativiteit toch ergens kwijt. Vroeger schreef ik gedichten, bij de geboorte van mijn dochter bijvoorbeeld, tegenwoordig verzin ik nieuwe projecten net als De Wandelgangen, ons café onder in de Residence. Ik maak alle plannen en Peter, mijn broer, voert ze uit. Door dat café zit ik heel vaak in Zundert. Mijn vrouw en ik sporten in Zundert, we winkelen in Zundert, hebben vrienden in Zundert, dus al ben ik vertrokken, voor 70 procent ben ik nog Zundertenaar.”
Terug naar begin
Terug naar boekinformatie
Naar volgende