Ene van Zundert, hoofdstuk 2, Christ Domen
'Alweer een Domen
die op een stukske grond begon'
Christ Domen
Geboren in Wernhout, 1922
Gepensioneerd boomkweker
Woont in Wernhout
Twinkelende ogen en een bos wit haar die alle kanten uitstaat. Rappe bewegingen, die alert reageren op het aanwezige publiek. Is het een acteur van het grote toneel? Nee, het is Christ Domen, boomkweker uit Wernhout. Als kweker is hij al lang gepensioneerd, maar zijn grote hobby is toneelspelen. Hij blijft acteur, of hij nu op het toneel staat of niet. Niet voor niets speelde en regisseerde hij jarenlang voor Comedia en voor het WAT, het Wernhouts Amateur Toneel.
Hij komt uit de oudste boomkwekersfamilie van Zundert. In 1840 was het burgemeester Van Beckhoven die, om de armsten in het dorp aan werk te helpen, voorzichtig begon met het kweken van dennenbomen. Dat gebeurde op de Minore, een stuk grond tussen Zundert en Wernhout. Matheus Doomen was in 1860 de eerste particulier die dit voorbeeld volgde en sinds die tijd staat hij ook in het bevolkingsregister als boomkweker aangemerkt.
Inmiddels zijn er al vijf generaties 'Domen' die het boomkwekersvak uitoefenen.
Dat betekende echter niet dat Christje met een gouden paplepel in de mond is geboren. Iedere generatie moest zelf weer een kwekerij van begin af aan opbouwen.
De ouders van Christ hadden geen eigen huis, toen ze trouwden. Zoals gebruikelijk in die tijd huurden ze ergens een kamertje. Op de plaats waar nu in Wernhout het benzinestation staat, was vroeger het winkeltje van Toon en Ciska Horsten en daar woonden zijn ouders 'in'. Ciska en Toon konden zelf geen kinderen krijgen, dus toen Christ werd geboren werd hij ook een beetje van hun. ,,Ze noemden me Bartje", vertelt Christ. ,,Geen idee waarom, maar ik kon daar een potje breken. Ook toen we als gezin al verhuisd waren, kwam ik daar nog geregeld. Op de dag dat ik mijn eerste communie deed, ben ik daar speciaal na de kerk op het middagmaal uitgenodigd. Ik alleen. Ciska kon goed koken, dat was bekend, dus het was een hele eer en toen ik weer thuis kwam werd ik door mijn ouders uitgehoord over het menu.
Ik zie dat kruidenierswinkeltje nog voor me."
De acteur neemt zijn positie in. ,,Zó kwam je binnen", wijst hij, ,,en daar stond dat toogje en dáár waren de vakken met rijst en bonen. Toon stond met zijn kromme benen voor die vakken en bukte zich dan om rijst voor je pakken, maar hij was steevast de schep kwijt. 'Ciska, waar heb je die schep weer gelaten?', snerpte hij dan. Op een keer kwam Ciska binnengestoven, zag hem zo gebukt staan en greep hem recht tussen de benen. 'Kom hier, dat ik u bij oew mèrel pak', riep ze. 'Ga wég, vuil ding', riep Toon geschrokken."
Christ kijkt even om zich heen alsof hij applaus verwacht. Het was ook een prachtige voorstelling. Alle belevenissen uit zijn jeugd kan hij op deze manier verbeelden.
Nog een herinnering, die zo uit een tv-serie als Swiebertje kon zijn gekomen:
,,Dit huis, waar ik nu woon, was vroeger van Sjak van Clemente. Zijn echte achternaam was Kenis, maar ja, wie gebruikt die op een dorp? Sjak ging zondagmiddag altijd biljarten en dat wist zijn buurjongen. Deze 18-jarige Keesje werd thuis, zelfs voor die tijd, abnormaal kort gehouden. Dus Keesje ging uit stelen. Hij brak in via het dakraam van de schuur en kwam zo via de stal in het stoffenwinkeltje van Sjak. Daar haalde hij de kassa leeg. Heel het dorp was natuurlijk in rep en roer. Er was ingebroken bij Sjak van Clemente!
,,De volgende dag kom ik uit school en ik zie het nog als een film voor me. Twee politiemannen, met van die uniformen, tressen en banden om hun middel stonden te zoeken bij een musterdmijt, vlak bij het huisje. Ze gooiden een voor een de takkenbossen opzij en ja hoor: een van hen hield ineens triomfantelijk een wit zakje omhoog. De buit was gevonden! De dief werd gearresteerd en moest acht maanden in het gevang. Dat zijn dingen die je bij blijven.
,,Een paar jaar later bleven op een morgen de luiken van Sjak van Clemente gesloten. Mijn vader had al lang zin in dat huisje en toen hij dat zag zei hij: 'Ik denk dat hij nu eindelijk zijn ogen heeft dichtgedaan'. En ja hoor, er lag een steen voor de pui, met stro ertussen, ten teken dat hij gestorven was. Wij hebben toen dit gedoetje gekocht. Het hele pand is verbouwd, maar het dakraampje van de schuur heeft mijn vader nog lang bewaard. 'Dat is het raampje waar Keesje is doorgekropen', zei hij altijd. Maar voor we dat huisje konden kopen, moesten we met zijn allen hard werken."
Christ heeft het altijd jammer gevonden dat hij niet kon doorleren. ,,Ik was van ons vijven de enige die leergierig was. Maar er was gewoon geen geld voor, er moest gewerkt worden.
Op 11 februari 1936 werd ik 14 jaar, de volgende dag was ik aan het werk bij opa op de kwekerij. Grootvader was niet onbemiddeld, maar ik kreeg geen voorkeursbehandeling. Ik moest werken, net als iedereen. 80 cent per dag kreeg ik. Toen ik mijn eerste weekloon bij mijn vader op tafel legde, zei hij: 'Zo, dat geeft ten minste een beetje lucht'.
,,Ik heb daarna toch iedere gelegenheid aangegrepen om iets bij te leren. Kapelaan Theeuwis van onze parochie heeft me daarin gestimuleerd. Ben naar de avond-ambachtschool geweest, heb mijn middenstandsdiploma gehaald en volgde verschillende schriftelijke cursussen van het LOI."
,,Tijdens de oorlog woonde ik bij mijn opa. Er waren nog een tante en een oom thuis, en vooral mijn tante was heel erg bang in die tijd. Bij het minste of geringste wat ze hoorde aan beschietingen of luchtaanvallen stond ze aan mijn bed. Alsof ik er iets aan kon doen! Ach, die Duitse bezetters. Er waren rotzakken bij, maar ook mannekes waar je medelijden mee had, zeker aan het eind van de oorlog, toen ze zich moesten terugtrekken. Die mannen hadden echts niets meer, ik zag op een dag dat ze gaten knipten in zoutzakjes om nog een hemd te hebben.
,,Ik heb gehoord hoe een jonge gewonde soldaat die op een draagbaar werd meegedragen om zijn moeder riep. Zelf ben ik ook heel jong mijn moeder kwijtgeraakt, dus dat deed me wat. Maar er was ook een groep die voortdurend stomdronken het dorp onveilig maakte. Die hebben me nog een keer een revolver op mijn slaap gezet."
Hij doet het voor. De angst staat weer in zijn ogen. ,,Maar ik ben weggerend, zigzaggend door het dorp. Die angst ben ik nooit meer kwijtgeraakt. Ik droom er nóg wel eens van."
Na de oorlog kreeg Christ verschillende functies in het verenigingsleven. De kapelaan wist hem te vinden voor het voorzitterschap van de Katholieke Actie en van het Katholiek Thuisfront. Ook ronselde hij Christ voor de eerste katholieke toneelclub in Wernhout, Comedia. De toenmalige pastoor was streng en gemengd toneel zag hij niet zitten, maar na de eerste uitvoering bleek hij toch redelijk tevreden. ,,Al had die rol van dat meisje er gevoeglijk uit geschreven kunnen worden, hield hij vol. 'Dat kan ik niet met u eens zijn, mijnheer pastoor', zei ik dapper. En gelukkig liet hij het daarbij."
In 1949 trouwde Christ zijn eerste vrouw. Van zijn vader kreeg ook hij een 'stukske grond' om een kwekerij te beginnen. Alweer een Domen die voor zichzelf begon. De kennis die hij in zijn cursussen had opgedaan kwamen hem goed van pas, de boomkwekerij groeide en bloeide. De naoorlogse jaren waren gunstig voor de boomkwekerij. De bossen die tijdens de oorlog werden leeggekapt, moesten vervangen worden. De boomkwekerij in Zundert, en dus ook Christ Domen, specialiseerde zich in bos- en haagplantsoenproducten.
Christ vond dat de Zundertse boomkwekers op de markt meer met de vuist op tafel moesten slaan. ,,Waarom zouden we niet sterk in de markt gaan staan, zoals de kwekers in Boskoop dat ook doen?" Mede op zijn initiatief is een cultuurgroep van Bos- en Haagplantsoenkwekers opgericht. Zo is er een richtprijzenboek gemaakt en ontwikkelde hij in de jaren 90 samen met Piet Laurijssen plannen voor een assortimentstuin vol boomkwekerijproducten. Die assortimentstuin is er gekomen.
Zijn toneelcarrière ging ondertussen door tot in de jaren 60. Christ speelde zijn rollen in kluchten en blijspelen met verve. Tot er, net als overal bij het amateurtoneel, door de komst van de televisie de klad in kwam. Comedia werd opgeheven. Het zou tot 1983 duren, vóór Christ weer de kans kreeg om zich in het openbaar als toneelspeler te manifesteren.
De katholieke vrouwenbond KVO begon in die tijd met het opvoeren van stukjes, kleine eenakters. Christ werd er bijgehaald om regie-aanwijzingen te geven.
,,Ik zie me nog binnenkomen. Ze repeteerden in de oude steenfabriek. Aan tafel zat een figuur met een pijp. 'Dag meneer', zei ik. Maar het was een van de vrouwelijke toneelspeelsters. Alsof de tijd had stil gestaan. En weer kon die rol er niet 'gevoeglijk worden uitgeschreven'. Het enige wat er op zat, was ook dit toneelgezelschap op den duur gemengd te maken. Dat was het begin van het Wernhouts Toneel."
Sinds die tijd hielp Christ de Wernhoutse acteurs om ieder jaar weer een gezellig stuk op de planken te brengen. Over de 80 was hij, toen hij daarmee stopte. Hij is zo lang mogelijk doorgegaan. Als een doorgewinterde regisseur hield hij tot het eind de spanning erin en heeft hij het doek toch nog onverwacht laten vallen.
Terug naar begin
Terug naar boekinformatie
Naar volgende schilderij/verhaal