Jan Voeten
Geboren in Zundert, 1933
Grafdelver
Woont in Zundert
In de loop der jaren heeft iedereen in Zundert Jan Voeten wel leren kennen, met zijn pet, met zijn gezonde rode kleur, zijn manchesterbroek en zijn haast onafscheidelijke handkarretje, waarin hij van alles vervoert. ,,Tja, ik heb nu eenmaal geen auto." Jan kent ook veel Zundertenaren, maar de doden beter dan de levenden. Hij is ruim vijftien jaar grafmaker en van iedere overledene weet hij de laatste rustplaats bijna blindelings te vinden.
Jan werkt hard. Drie begraafplaatsen heeft hij onder zijn hoede. Behalve de grootste, het katholieke kerkhof naast de H. Trudokerk, verzorgt hij ook graven bij ‘Het Gasthuis’, zoals hij verzorgingscentrum De Westerwiek bij de oude naam noemt, en verder nog de begraafplaats van de overleden ‘protestanten’, bij het Nederlands Hervormde Kerkje. Zeventig jaar is hij al, maar voorlopig denkt hij nog niet aan stoppen.
,,Ik zou ook niet weten wie mijn opvolger moest worden. Ze staan er niet voor in de rij. Dit werk is meer dan een gat in de grond graven en weer dichtmaken.
Je moet dit werk kúnnen, want je zit alle dagen in de ellende van anderen. Je moet dus met mensen om kunnen gaan. Als ik bericht krijg dat er iemand gestorven is, moet ik contact opnemen met de familie. Dan moet ik een paar vragen stellen waar de mensen zich nog helemaal niet mee bezig willen houden. Maar er moet wel het een en ander geregeld worden. Willen ze een begrafenis of een crematie? Bij een crematie houdt het voor mij natuurlijk op. Maar anders moeten we van alles bespreken: moet er in een familiegraf worden bijgezet, moet er een nieuwe steen komen of moet de oude steen bewerkt? Ook de manier van afscheid nemen, hebben ze daar al aan gedacht? Rond het graf, of eerder al? Als grafmaker moet je dat weten voor je voorbereidingen. Zo’n gesprek op gang brengen, dat valt niet altijd mee.”Jan Voeten was niet altijd grafmaker. Voor die tijd was hij tuinder, net als zijn vader en zijn grootvader voor hem. Ze hadden een bedrijf aan de Hoge Dreef, met grond rond hetzelfde huisje waarin Jan nu ook nog woont. ,,Mijn grootvader, ook een Jan Voeten, kocht dat huisje in 1928 van ene Keesje Elst-Elst. Diens vrouw heette ook Elst, zodoende. Mijn vader heette Antonius Voeten. Toontje dus voor de mensen. Ik werd in 1933 in dat huisje geboren en vanaf mijn vroegste jeugd heb ik geweten wat hard werken is.
,,In de zomer stonden we om vijf uur ’s morgens al op het veld tot ’s avonds tien uur. Die aardbeien en frambozen moesten er wél af, of je nu zin had of niet. Ook kinderen werkten mee. Vanaf tien jaar kreeg je in de zomer twee weken plukverlof van school. Er was bijna niemand die dat niet opnam. Net zoals bijna iedereen na de lagere school ging werken. Ik herinner me nog, dat van mijn klas met 42 leerlingen, er maar negen naar Breda mochten om door te leren.
,,Er was natuurlijk altijd wel werk op het bedrijf. We hadden frambozen, aardbeien, spruiten en graan. Verder hadden we een paar koeien, die moesten gemolken worden. Iedere morgen om half acht moesten de melkbussen aan de weg staan. ’s Winters was het wel iets rustiger, maar iedere avond waren we bezig met het schoonmaken van de spruiten voor ze naar de veiling konden. Daar hadden we toen nog geen machines voor. Verder was je ook dan de hele dag toch bezig met het dagelijks werk, met schoonmaken en onderhoud. Maar in 1979 werd de tuinderij opgedoekt. De grond aan de gemeente verkocht om er huizen op te zetten. Op onze grond staan voornamelijk villa’s.”Een jaar lang liep Jan met zijn ziel onder zijn arm. Hij nam wel hier en daar karweitjes aan, maar vast werk kreeg hij pas toen hij in 1980 als grafmaker werd aangesteld.
,,Ik vond het in het begin zeker niet gemakkelijk. Er komt zoveel verdriet langs. Ik kon er in het begin maar slecht tegen. Maar op een gegeven moment leer je om dat op het kerkhof te laten. Alleen als het om een jong leven gaat, dan heb ik het er nog slecht mee. Iets anders is, als je bekenden of familie moet begraven. Eigenlijk is dat onmogelijk. Dat geldt voor alle grafmakers hier in de omgeving. In zo’n geval komt er een collega uit een naburige parochie. Toen mijn moeder een paar jaar geleden overleed, heb ik bewust niets op het kerkhof willen regelen. Dat kon ik niet. Ook in de tijd daarna had ik moeite om weer aan het werk te gaan. Ik heb zes weken lang ook geen graf kunnen graven.”Graven zijn persoonlijke monumenten, mensen hebben vaak behoefte geliefden iets bijzonders mee te geven. ,,Maar toen ik pas bij de Trudokerk werkte, was dat ineens afgelopen. De pastoor en het kerkbestuur vonden dat iedereen precies hetzelfde graf moest hebben, met allemaal hetzelfde kruis erop. Daar is heel wat over gemopperd. Het leek wel een oorlogskerkhof. Er moesten zelfs geen stenen randjes gemaakt worden om het graf af te lijnen. Plastic boeketten waren helemaal verboden. Nu mogen er weer wél persoonlijke stenen worden geplaatst, maar die plastic bloemen waren nog heel lang verboden. Aan dat gezeur heb ik toen een eind gemaakt. De mensen deden het wel eens stiekem en een van de nonnen maakte daar problemen over. Toen ben ik echt boos geworden. Ik vloekte zo dat er beslist een paar heiligen van de schouw gevallen zijn. Ik vind plastic bloemen altijd nog beter aan te zien dan een graf waar de struiken boven de grafsteen uitgroeien. Uiteindelijk heb ik gelijk gekregen. Plastic bloemen mogen weer en die verwilderde struiken op de graven heb ik samen met de vrijwillige kerkhofploeg vorig jaar eens lekker aangepakt.”
Het huisje van Jan Voeten bleef ook na de verkoop van de grond van de tuinderij staan. Het is een pittoresk pand, dat met de achterkant tegen de nieuwe wijk aanleunt. Jan houdt het zo goed mogelijk op orde. Want hij houdt van netjes. ,,Poetsen en boenen doe ik zelf. Als ik weer eens onverwacht weg moet, kan ik geen troep achterlaten. Ik kook mijn eigen potje en ik woon hier graag. Als het even kan ga ik niet naar het bejaardenhuis. Een oude boom moet je niet verplaatsen. Ze mogen mij, als mijn tijd gekomen is, vanuit dit huisje naar het kerkhof brengen.”