Ene van Zundert, hoofdstuk 15, Riet Koeken-Daamen


"Ik huil altijd met de mensen mee"



Riet Koeken-Daamen
Geboren in 1925, Rijsbergen
Woonde in Rijsbergen, op Kaarschot
Overleden op 13 maart 2003

Op een snikhete dag in april, één dag voor Koninginnedag ging 1999 een delegatie van het Zundertse gemeentebestuur naar Rijsbergen. Het was een drukke ochtend geweest, want het gezelschap mocht die dag wel vijf mensen blij maken met een koninklijke onderscheiding. Bij de toen 74-jarige Maria Koeken zou de laatste plechtigheid zijn. Het werd de meest ontroerende.

Volkomen onthutst staat ze in de deuropening als de burgemeester aanbelt. Iemand heeft haar gezegd zich mooi aan te kleden, want ze heeft een keurig mantelpakje aan, met een geborduurde bloes. Maar waarom ze zich zo moest opdoffen, dat weet ze niet, dat is aan haar gezicht te zien.
Vanwege het mooie weer en omdat het gezelschap zo groot is, stelt de burgemeester voor om buiten te blijven. Er wordt een stoel gehaald voor Riet Koeken en daar laat ze zich voorzichtig op neer. De hele groep staat op het keurig geschoren grasveld om haar heen. Voor één keer mogen we de symmetrie van haar tuin verstoren. Daar zit ze dan, als een klein vogeltje in de stralende zon, volkomen in de war en zenuwachtig. Voor éen keer weet de praatgrage dame niets te zeggen, terwijl de burgemeester begint om al haar deugden op te noemen:
Ze verdiende de koninklijke aandacht door haar werk als lid en bestuurslid van de KVO, omdat ze de Rijsbergse Zonnebloem en de Vrouwenadviescommissie oprichtte en voor haar werk in de seniorenraad van Rijsbergen. Daarnaast is ze contactpersoon voor weduwen en weduwnaars namens de NCB. Voor die laatste functie werd ze gevraagd omdat Maria Koeken als geen ander ‘weet wat verdriet is’ .
Al die ervaringen worden niet opgenoemd, maar wel aangestipt. Het raakt Riet, dat is te zien. De burgervader besluit met de gebruikelijke woorden, dat het ‘Hare Majesteit de Koningin heeft behaagd’ en speldt haar de onderscheiding op. En dan komen de tranen, niet uitbundig, maar stilletjes, vanuit een ooghoek. Onwennige vreugdetranen van iemand die er niet aan gewoon is dat het leven meezit.

Later, als het feestgedruis een beetje is weggeëbd, wil ze er wel iets over zeggen.
Ook dan doet ze de deur open met tranen in haar ogen. Of er iets aan de hand is? Nee, ze zat te kijken naar een emotioneel televisieprogramma. ,,Ik kan er niets aan doen, ik huil altijd met die mensen mee.”
Er was genoeg te huilen in haar eigen leven. Ze praat er uitgebreid over. Niet om op te vallen, maar omdat ze af en toe behoefte heeft om het allemaal nog eens te vertellen. Zo verloor ze vroeg in haar huwelijk haar vijfjarige dochtertje.
,,Het gekke was, dat ik nooit gemerkt heb dat ze ziek was. Maar op een avond bracht ik haar naar bed en haar buikje was zo raar dik. Binnen een week lag ze in het ziekenhuis. Voor ze werd opgenomen, smeekte ze of ze eerst nog naar de Rijsbergse kermis mocht. Op dat moment had ze helemaal geen pijn, dus dat heb ik nog gedaan. Daar ben ik achteraf zo blij om.
,,De volgende dag in het ziekenhuis bleek dat de kanker al helemaal was uitgezaaid. Daarna kwam ook de pijn. Zes weken heeft dat kindje nog geleefd. Het was een verschrikkelijke tijd. Die ziekenhuizen gingen toen zo raar met de mensen om, ze lag helemaal zonder kleren in een open box, waar iedereen haar bloot door de ramen kon zien. Dat vond ze zo verschrikkelijk. ‘Iedereen kijkt naar mij en zegt dat ik sterven moet, Moeke.' Het brak mijn hart. In die tijd ging je niet tegen de dokters in, maar daar ben ik toen wat van gaan zeggen. Op haar laatste dag wou ik bij haar blijven, ik voelde dat het einde kwam, maar we werden door de zusters naar huis gestuurd. Midden in de nacht kwam het bericht dat ze dood was. We hebben dus geen afscheid kunnen nemen en dat kindje is alleen gestorven. Zulke dingen zouden nu niet meer gebeuren."
 
Na een paar jaar nam ze haar schoonmoeder in huis. ,,Die heb ik verzorgd tot ze stierf. Dat is niets bijzonders, dat deed je gewoon. Maar daarna werd mijn moeder dement. Zij had heel veel verzorging nodig. Ze was wel leuk dement, je kon met haar lachen en alles tegen haar zeggen, maar mijn man werd er doodmoe van. We konden echt geen nacht meer slapen en dat met een boerenbedrijf.
,,Op een nacht bracht ik haar voor de zoveelste keer terug naar haar kamer, ze was uitzonderlijk lastig en toen heb ik haar met een verzorgingshuis gedreigd. Daar schrok ze van en ze werd eindelijk rustig. Ik meende het natuurlijk niet, maar ik was ook zó moe! De volgende dag was ze dood. Ik heb er nog steeds zo’n spijt van dat ik dat toen heb gezegd."
 
Later, in 1992, werd haar man zomaar op een dag doodziek. Ze bracht hem zelf met de auto naar het ziekenhuis. ,,De dokter wilde niet meer op de ambulance wachten, zo erg was het. Ik moest hem zelf naar het ziekenhuis brengen. Het was een verschrikkelijke rit, iedere hobbel in de weg deed hem zeer. In het ziekenhuis ging hij al snel aan de beademing. 77 dagen duurde het, al die tijd hebben we niet met elkaar kunnen praten. Weer heb ik geen afscheid kunnen nemen. Dat vond ik nog het allerergste."
Haar ogen worden rood. ,,Afscheid nemen is zo belangrijk! Toen vroegen ze me van de NCB of ik het weduwencontact wilde gaan doen. Als de ergste drukte na de begrafenis geluwd is, ga ik erheen. Je zet een kopje koffie en je vraagt: Hoe is het hier? Je zou het niet zeggen als je me hoort, maar ik kan goed naar de mensen luisteren. En iedere keer weer huil ik met ze mee."



Nawoord:
Riet Koeken is in de tijd dat
aan dit boek gewerkt werd, overleden.
De nabestaanden hebben geen bezwaar
tegen opname van haar portret en verhaal in dit boek.
Zoals haar zuster Nellie ook zei: Ze was een heel bijzonder iemand.
Mieke

 


Terug naar begin Terug naar boekinformatie naar volgende Naar volgende schilderij/verhaal