|
Gerwin Valentijn is een gezelligheidsdier, een man met een klein hartje. Een vent die vrouwen kulleke noemt en ze het liefst allemaal aan zijn brede borst wil klemmen.
Maar aan de biljarttafel vertrekt zijn gezicht, de goedmoedigheid verdwijnt, de lip krult, de kin gaat naar voren. Vlak voor de stoot kan hij één brok agressiviteit zijn. Als een getergde leeuw loopt hij rond de biljarttafel, zware stappen, de grond schudt er soms van….
Als de carambole is gemaakt, is daar meteen die vrolijke Valentijn weer. Het maakt hem niet uit of hij speelt in de cafécompetitie van De Ossenkop in Zundert of bij een driebandenwereldtoernooi. Spelen is spelen, daarna kan hij dollen.
,,Ach, tijdens zo’n kleine competitie maak ik daar misschien nog wat eerder ruimte voor dan bij een toernooi in Turkije. Sterker nog, hier bij die ‘kleine mannen’ heb ik uiteindelijk minder kans om te winnen dan bij de groten der aarde. Mijn tegenstander hoeft in dit potje maar dertien caramboles te maken om zijn winstpunten op te strijken, dat heeft met zijn eerdere prestaties te maken. Ik daarentegen moet 47 caramboles wegleggen. Als hij een keer een serietje van vier maakt, dat is ie al aardig op streek en dan zou ik alle zeilen moeten bijzetten om te winnen. Dan denk ik, het moet ook gezellig blijven. Per slot van rekening is zo’n avond ook voor iedereen bedoeld om te ontspannen.
Ik kom ook recht van mijn werk. Ik werk in de wegenbouw, als stratenmaker, dan ben je ’s avonds moe. En dat heeft invloed op je spel, dat kan niet anders. Voor grote toernooien neem ik tegenwoordig dus altijd een paar dagen de tijd om me voor te bereiden. Wat dat betreft mag ik blij zijn dat mijn werkgever een sportliefhebber is. Hij geeft me alle ruimte om te spelen in drie competities, waarvan een in België, de masterstoernooien, het Zundertse kersttoernooi, het toernooi in Po, vijf Grand Prixs, de bekerfinales, het Europees kampioenschap en dan nog de wereldbekerwedstrijden, overal in de wereld. Dat zijn een hoop vrije dagen en dat betekent voor een werkgever ook inschikken en regelwerk. Gelukkig is het een groot bedrijf, er is veertig man personeel dus als ik wegval zijn er nog wel een paar collega’s over.”
,,Al die toernooien bezoeken, de wedstrijdkleding en je verblijfkosten, de reiskosten, dat kost ook nogal wat. Als ik eerlijk ben, dat zou ik het normaal gesproken niet van mijn salaris kunnen behappen. Tegenwoordig heb ik in Verlascon een persoonlijke sponsor en daarmee ben ik de koning te rijk. Een geldwolf ben ik niet, ik ben gauw tevreden. Het is een eerlijke deal. Zij betalen een deel van mijn onkosten en ik maak reclame voor het bedrijf, door her en der te vertellen wat ze allemaal doen. De wereldbekerwedstrijden en grote toernooien, zoals het masterstoernooi in Roosendaal, speel ik altijd onder hun naam. Het is voor mij een geschenk uit de hemel. Hou me ten goede, ik hou van mijn werk. Maar om overal te kunnen gaan biljarten! Wow! I hoop dat lang vol te houden zo…
Als kind al was ik al wild van biljarten. Mijn vader zat ook in de wegenbouw, hij was kabellegger. Het was een harde werker, maar op zaterdag ging hij steevast naar het duivenlokaal in het café van ‘Mieke van Schoefte’. Ik mocht mee. Het was daar druk! Het was daar dan altijd bom-, bomvol. Allemaal duivenmelkers. Maar er stond een biljart en daar was ik gek op. Als negenjarig ventje wachtte ik dan geduldig tot ik tegen een van die mannen mocht biljarten. Ik had het blijkbaar in mijn vingers, na twee jaar waren er verschillenden die niet meer tegen me wilden spelen.”
Zijn talent werd onderkend en op dertienjarige leeftijd kreeg Gerwin een plaats in het ‘klasje’ van Tonny Schrauwen. Een beroemd klasje, want bij deze Belgische leermeester zaten onder anderen Dick Jaspers, Raymond Burgman, Chris van der Smissen en Louis Havermans in hun jeugdjaren op les. ,,Je kunt dus wel zeggen dat de Nederlandse biljarttop bij hem is geweest.”
Zoals gebruikelijk leerde Gerwin zich eerst bekwamen in het libre-spel. De resultaten waren goed, hij maakte 80 tot 90 op de grote tafel. Ook kader 47/2, hoewel dat niet zijn favoriete spelletje was. ,,Dat is meer iets voor fijne spelers, ik ben wat grover aangelegd. Laat mij maar driebanden spelen, daar kom ik als rammelaar meer uit de verf.”
Op zijn vijftiende werd Gerwin opgesteld in het team van De Drie Zwaantjes in Sprundel. ,,Dat was een hele mooie tijd. Als jong jongetje in zo’n team. En we kwamen nog tot resultaten ook. Twee keer promoveerden we bijna naar de eredivisie. Het kwam er net niet van.”
Om in de eredivisie te kunnen spelen, moest Gerwin toch naar een andere club verhuizen. ,,In 1989 vroeg Jan Arnouts of ik bij hem in het team wilde komen spelen. Sponsor Gowa stopte, dus het team ging verder als BV Etten-Leur. Gelukkig konden we de negen jaren daarna voor Zutex spelen. Ook dat was een mooie tijd: we werden twee keer landskampioen, één keer bekerwinnaar en een keer wonnen we het Europees Kampioenschap. Ik ben van de trouwe soort. Jan en ik hebben tien jaar samen gespeeld en ik beschouw hem als een van mijn grote kameraden. Ik ben ook niet iemand die makkelijk van het ene team naar het andere overwipt.”
De overstap naar het team van Het Tapperijke in Hoeven, nu zo’n zes jaar geleden, is dan ook een heel bewuste keus geweest. ,,Waarom ben ik daar naartoe gegaan? Omdat ik aan iets anders toe was. Daarbij, ook in Hoeven ging ik naar vrienden toe. Het Tapperijke was altijd al mijn stamcafé.
Ik moet toegeven dat dat ook wel eens moeilijk is, het publiek verwacht meer van je dan van een ander, dat geeft een extra druk op je schouders. Maar Kees Broos is een goede uitbater, die weet dat wel in goed banen te leiden.
Ik ben een gezelligheidsdier. Dat heeft met mijn woonplaats te maken. Ook al krijg ik een grote bungalow gratis, als hij niet in St. Willebrord staat, kunnen ze hem houden. St. Willebrord is misschien wel het bekendste dorp van Nederland. Hebben we een slechte naam? Ach, er gebeurt wel eens wat. Maar het meeste is toch positief. Er is vroeger veel gebouwd. Opa en oma kregen een eigen huisje achter in de tuin. Er wonen ook bijna alleen maar bouwvakkers, dus die huisjes stonden er zó. Wij hebben Corry Konings, we hebben biljarters op wereldniveau.”
Is St. Willebrord bij uitstek een goede plek om te biljarten?
,,Nou niet overdrijven. Je moet ook liefde hebben voor het spel. Een goed team, dat kunnen er vier uit Amsterdam zijn, maar ook vier uit St. Willebrord. Ik denk wel, dat er in Brabant over het algemeen meer gebiljart wordt dan ergens anders. Het zijn allemaal toppers, Louis Havermans, Jan Arnouts, Jan Doggen, Herman Popeus. Rini van Bracht, allemaal Brabanders. Hoewel, Van Bracht komt uit Waalwijk. Daar ligt voor mij wel de grens hoor.
Maar St. Willebrord is een gezellig dorp. We zijn heel hecht met elkaar. Ik kom nog iedere dag thuis, en mijn broer Sjac komt met zijn vrouw ook elke dag wel even aanwippen. Die zijn ook weer gek op ons dochtertje, dus die komt ook al geen aandacht te kort. Voor Miranda, mijn vrouw, is het maar goed dat ze af en toe ook haar eigen bezigheden heeft in het bedrijf van haar vader.
Misschien zijn de momenten dat er familiebezoek is, wel de enige op een dag dat ik eens stil in de bank zit, voor de rest ben ik altijd onderweg, altijd ergens mee bezig.
Twee tot drie keer in de week sta ik thuis aan de biljarttafel om te trainen. Nu ik een persoonlijke sponsor heb, wil ik ook laten zien wat ik waard ben. Ik heb al veel herinneringen aan mooie prestaties. Ik heb al twee keer in een wereldbekerfinale gestaan.
Die keer in Antwerpen, in 1997, tegen Dick Jaspers, haalde ik op een carambole na de eerste plaats. Het jaar daarop in Turkije, verlies in de finale tegen Semih Sayginer. In 2003 stond ik in de finale van de Masters en met de Belgische teams Teletronica en Biljart Express was ik al twee keer Belgisch Kampioen”, maakt hij het rijtje af. ,,Een mooie palmares, zoals ze dat zeggen. Maar het is het hele jaar door knokken, knokken, knokken. Dat moet men niet vergeten. Nee, dan zo’n competitie als hier in De Ossenkop. Ik geef die mannen zelf les, en nu speel ik tegen ze. Mooi toch?”
Hij wordt ongeduldig naar de wedstrijdtafel teruggeroepen. Zijn volgende tegenstander staat te wachten. Met verende tred gaat hij naar achteren. Pretoogjes.
,,Een stukje ontspanning zoals dit soort competities hoort erbij”, zegt hij en buigt zich over de tafel. Zijn gezicht vertrekt, de goedmoedigheid verdwijnt, de lip krult, de kin gaat naar voren. Gerwin Valentijn is in zijn element.
|